VOL. 76, N° 3 (2007)

Editorial

Le Relativisme Contemporain

Télécharger ce texte au format PDF.

Ten geleide

Het hedendaagse relativisme

Deze tekst downloaden als PDF.

Bibliographica

BIBLIOGRAPHIA

Télécharger ce texte au format PDF. / Deze tekst downloaden als PDF.

Mindfulness. In de maalstroom van je leven, Edel Maex – Lannoo

Bible et médecine. Le corps et l’esprit, Hermans et Sauvage – Lessius 2004

Guérison, sainteté, perfection. Ecueils et fécondité du don, Laupies V., Carmel Toulouse

Liefde in actie. Tweehonderd jaar Broeders van Liefde, René Stockman

Teksten / Texts

Les mutations du droit de la famille en Belgique

Télécharger ce texte au format PDF.

Het christendom pas begonnen?

Deze tekst downloaden als PDF.

Bij het begin van de 21ste eeuw spreken sommigen maar al te graag over het einde van het christendom en de Kerk. De doodsklokken worden al geluid. Zou het integendeel kunnen dat het christendom nog maar pas begint? Dat het nu pas zijn kinderschoenen uittrekt? Dat precies deze tijd unieke kansen biedt om een authentiek christendom te ontdekken en te beleven? Dat er voor de Kerk een onverwachte toekomst is in een niet-christelijke wereld? Stel dat het antwoord op deze vragen “ja”is, dan openen er zich verrassende perspectieven.

 

De uitspraak die wij hier als titel gebruiken komt van de Parijse kardinaal Jean-Marie Lustiger: “Het christendom begint pas. Het trekt zijn kinderschoenen uit. Het had nog geen kans zich te ontwikkelen.” Op zijn zachtst uitgedrukt is dit een wel zeer betwistbare uitspraak. Is het ,,pep-talk’’van een kerkleider die met de moed der wanhoop een laatste keer zijn troepen aanmoedigt voor ze roemloos dreigen ten onder te gaan? Hoe kan je zeggen dat het christendom nog niet de kans had zich te ontwikkelen? Het heeft meer dan 2000 jaar geschiedenis achter de rug! Is het niet eerder zo dat het christendom over zijn hoogtepunt heen is en dat nu steeds duidelijker wordt dat het geen toekomst heeft in een moderne en seculiere wereld? Ook “het nieuwe religieuze verlangen” van de postmoderne mens fietst het christendom feestelijk voorbij en flirt met esoterie en New Age. Moeten we niet eerlijk bekennen dat het er op lijkt dat een vermoeide Kerk er niet langer in slaagt om de mens van vandaag aan te spreken in zijn mystiek verlangen?

Hoe het ook weze, de uitspraak van Lustiger intrigeert mij. Ook al is ze sloganesk en ben ik geen toekomstvoorspeller, ik vermoed waarheid in zijn woorden. Zou het kunnen dat we terecht gekomen zijn in een “spilmoment”? Dat precies het christelijke geloof in zich de kracht heeft om ook de uitdaging van een moderne en seculiere cultuur aan te kunnen? Dat op een nieuwe wijze zal blijken hoe de Bijbels-christelijke traditie waarheid uitspreekt over de mens en de samenleving? Dat de Kerk een nieuwe gestalte kan vinden waarin ze bescheidenheid en identiteit samenhoudt en verder groeit in authenticiteit? Dat we met andere woorden mogen uitkijken naar een nieuwe dageraad voor Kerk en christendom?

“Een reden om nederig te zijn”

Laten we toch maar nuchter beginnen en vaststellen dat de moderne mens allereerst onmacht ervaart om in God te geloven. Zelden heb ik die onmacht zo sterk en eerlijk verwoord geweten dan bij de Nederlandse cabaretier Freek De Jonge. In een interview (De Standaard, 14 februari 2004) vertelt hij : “Ik ben als kleine jongen vaak met mijn vader, die dominee was, mee geweest naar de kerk. Ik heb later wel een jaar of vijftien gerebelleerd, maar heel langzaam kom ik toch weer terug bij dat beginpunt. Ik ben niet gelovig in de zin van mijn vader. Dat kan ik rationeel niet aanvaarden. Een hiernamaals zegt me helemaal niets. Hoeft voor mij ook niet. Maar aan de andere kant heb ik het besefdat mensen niet verder komen als ze niet iets stellen dat groter is dan zij. We hebben immers een reden nodig om nederig te zijn. Wij moeten door de knieën kunnen gaan voor iets. Ik zou het prachtig vinden als ik kon aanvaarden dat God bestond. Dat vind ik een van de grootste tragedies, dat God niet zozeer dood is, als wel een rationele onmogelijkheid.”

Ook al laat zijn conclusie aan duidelijkheid niets te wensen over en getuigt hij op andere plaatsen van veel cynisme, toch voelt Freek De Jonge zeer goed aan waar het in het godsgeloof werkelijk om gaat. Het gaat over de plaats van de mens in deze wereld. Dat de mens geen “God” is, maar schepsel van God. De problemen beginnen wanneer de mens zichzelf als goddelijk ziet. God kennen betekent weten wie men zelf is en waar men staat. De bekentenis van Freek De Jonge klinkt dan ook heel anders dan de vernietigende uitspraken van sommige leidinggevende figuren en “verlichte denkers”. Zij maken van de godsdiensten eerst een karikatuur, om ze daarna meedogenloos als inferieur en gevaarlijk te stigmatiseren omdat ze de ongebreidelde vrijheid van de mens en de maakbaarheid van de samenleving in de weg staan. Maar toch is God voor Freek de Jonge “een rationele onmogelijkheid”. Dat noemt hij zelfs “een tragedie”. Hier gaan de wegen van de gelovige en de ongelovige uiteen. In onze traditie noemt men geloof “genade”, zonder daarmee een superioriteit te willen uitdrukken. Toch staat het Bijbelse geloof dichter bij het atheïsme dan bij vele vormen van “postmoderne religiositeit”. De eerste christenen werden zelfs “atheïsten” genoemd omdat ze weigerden de keizer als een “God” te vereren. Ook in het godsgeloof blijft de onmacht en de twijfel. Het blijft geloofszekerheid en geen rationele zekerheid. De moderne gelovige, die zelf kind is van een rationele cultuur, moet leren leven met vragen en onzekerheden. Ook dat is zeer Bijbels. Lees er de psalmen maar op na.

Ontwaken

De tijd dat we als christen werden geboren is voorbij. Het geloof is op de eerste plaats een zaak geworden van persoonlijke geloofservaring en niet zonder meer het effect van overdracht op basis van sociale gewoonte. Ook daarom zal geloof altijd zoekend geloof zijn. “Wie U zoekt laat U nooit in de steek, Heer” (Ps 9,11). Elke gelovige heeft zijn eigen geschiedenis en wordt uitgedaagd om zich telkens opnieuw in wisselende levensomstandigheden het geloof toe te eigenen.

Er is iets dat aan alle grote religies gemeenschappelijk is en dat wijzelf in het christendom soms niet of te weinig hebben gezien. Wij noemen het “bekering”. Je kan het ook aanduiden met de universele religieuze categorie “ontwaken”. Het is ontwaken voor iets dat ons overstijgt, dat van elders komt en waardoor ons leven verandert. Dat moeten we ons niet voorstellen als een eenmalig spectaculair gebeuren. Het is iets dat met ons gebeurt gaandeweg, maar waarvan we ons op bepaalde momenten heel bewust kunnen worden. En altijd opnieuw zal er ook de ervaring zijn van een breuk. Godsgeloof sluit niet naadloos aan bij onze menselijke ervaring. “Wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden” (Mt 10,39b). In de geloofscommunicatie komt het eropaan dit ontwaken mogelijk te maken. Dat kan wanneer onze manier van spreken over mens en wereld openbarend is, en niet moraliserend of vervlakkend.

Nieuwe mensen

Vandaag herontdekken we de grondstructuur van het christendom. Het christelijke geloof is niet gebaseerd op het vraag-antwoordmodel. Dat denken we nochtans dikwijls: de mens is een zinzoekend en vragend wezen, de Bijbel en de Kerk geven het antwoord. Wie echter in de Bijbelse traditie gaat staan en meestapt met het Godsvolk, ontdekt iets fundamenteel anders. Aan het begin staat niet de mens, maar God. Hij neemt het initiatief. Hij heeft het eerste woord. “God die mij heeft gezien eer ik werd geboren”(Oosterhuis).Aan het begin staat niet de vraag van de mens, maar het appèl van God en aan het eind staat niet de oplossing van de vraag, maar wel de navolging waarin je met de inzet van je persoon gehoor geeft aan je roeping.

Precies in de navolging ontdekt de christen zijn ware bestemming en ervaart hij echte vrijheid en autonomie. In hun brief “Gezonden om te verkondigen” formuleren de Belgische bisschoppen dit in vraagvorm (2003, nr.18): “Zou het kunnen dat we de zin van ons bestaan en ook ons geluk niet zelf in handen hebben? Zou het kunnen dat we niet zelf de zin van ons bestaan zijn? Zou het kunnen dat we iemand anders toebehoren en dat we ten diepste toe antwoord zijn op dat andere, dat we rationeel en technisch niet volkomen in onze greep krijgen? Zou het kunnen dat de relatie met de andere het geheim is en de bron van onze vrijheid?” Het zijn vragen die in onze cultuur hoogstens in de marge worden gesteld, maar voor het christelijke geloof zijn ze cruciaal: “Hier leeft het besef dat we slechts tot onze ware bestemming komen, tot vrijheid en geluk, als we echte transcendentie in ons leven binnen laten.”God wil onze vrijheid niet beperken of vernietigen. Hij is er juist de bron van. Het is vanuit deze overtuiging dat we zowel de mystieke als de politieke dimensie van het christendom kunnen herontdekken. Het evangelie maakt van ons nieuwe mensen. Enkel “nieuwe mensen” zijn in staat om een nieuwe wereld te scheppen.

Toebehoren

Enquêtes wijzen uit dat vele tijdgenoten zich nog wel katholiek of gelovig noemen, maar zich distantiëren van de Kerk en hun eigen “cocktail” van geloofspunten samenstellen. In het Frans spreekt men over “la croyance sans paardenrace”, “geloven zonder toebehoren”. Uiteraard hangt dit samen met onze “postmoderne” ervaring te moeten leven in fragmenten. Het centrum is weggevallen. Definitieve keuzes worden uitgesteld. Engagementen zijn niet duurzaam. Er is een algemene “crisis van het toebehoren”. Leven vandaag is leven in het meervoud. Ik ben partner en ouder. Er is de wereld van mijn beroepsleven en van mijn engagementen. Ik ben burger in een politieke samenleving, consument in een economische samenleving, … Verschillende, vaak tegenstrijdige verwachtingen komen vanuit die verscheiden (soms gescheiden!) leefwerelden op mij af. Hoe kan ik daarbinnen mezelf blijven? Hoe kan ik daarbinnen christen zijn of worden en het evangelie bepalend laten zijn voor alle dimensies van mijn leven? Kan dat überhaupt wel? Zijn deze werelden daarvoor niet té verscheiden?

Christen-zijn is hoe dan ook telkens opnieuw een vruchtbare positie zoeken te midden van vele spanningsvelden. Precies de Bijbelse spiritualiteit die zich oriënteert op de geschiedenis van Israël en Jezus, kan deze spanningsvelden aan. De eigen bezieling van deze traditie wordt in de Bijbelse talen weergegeven met de woorden “roeach” en “pneuma” die de dubbele betekenis hebben van wind in de natuur en adem van de mens. Ze duiden aan dat het in de Bijbelse spiritualiteit gaat om een dynamisch principe: datgene wat leven geeft en alles doorzindert. De dubbelheid van de woorden is heel geschikt om de Bijbelse godservaring uit te drukken. Er is aan de ene kant iets overstijgends en oncontroleerbaars: de wind komt van elders op een plotse en soms onvoorspelbare manier. Aan de andere kant moet de lucht die ik inadem helemaal van mij worden of ik sterf. Die dubbelheid van vreemdheid en nabijheid maakt de kern uit van de Bijbelse ervaring van een God die tegelijkertijd vreemd blijft en toch mensen onherroepelijk nabij komt. Christelijk leven voltrekt zich in deze spanning, in de dialectiek van worsteling en overgave.

Zwakke kracht

De aanhef van het bekende kerstlied van Oosterhuis drukt het grote geheim uit waarvan de christen leeft: “Uit uw hemel zonder grenzen komt Gij tastend aan het licht, met een naam en een gezicht, even weerloos als wij mensen.” Andrea Riccardi, de Italiaanse historicus en stichter van de Sint-Egidiusgemeenschappen, schrijft over het christendom in deze tijd: “Onze tijd erft geen triomfalistisch, alomtegenwoordig of arrogant christendom, maar een ,zwakke kracht’. Te midden van de complexe wereld van vandaag zijn christenen inderdaad zwak. Maar wij hebben niet langer schrik van de zwakte. Een krachtig geloof bewaren betekent niet dat je je zwakte moet verliezen. Dekracht wordt pas duidelijk in de zwakte. De grootste verwezenlijkingen van het geloof stonden precies in het teken van de ‘zwakke kracht’.”

“Zwakke kracht” is een paradoxale uitdrukking die het  heilsgebeuren typeert van Jezus’ leven, dood en opstanding. “De zwakheid van God is sterker dan de mensen”, schrijft Paulus in zijn hoofdstuk over de dwaasheid van het kruis (1 Kor 1,25). Beide termen zijn belangrijk: zwak en kracht. Het is geen verheerlijking van de zwakheid. In de weerloosheid van de Gekruisigde ligt de kracht. Golgotha en Pasen zijn het praktische antwoord van het christendom op de vraag naar het waarom van het lijden.

De Kerk neemt hier bij ons in het Westen afscheid van een bepaalde historische gestalte die haar in het centrum plaatste. Wellicht was dat niet haar natuurlijke plaats. Daarmee houd ik geen pleidooi voor een marginaal christendom. Het christendom wil zout en licht zijn, “een stad op de berg” (Mt 5, 13- 16). Maar dat we geen alomtegenwoordig of arrogant christendom erven, betekent dat de Kerk leert om in bescheidenheid zichzelf te zijn. Zo creëert ze ruimte voor interreligieuze en interlevensbeschouwelijke ontmoetingen vanuit een diep respect voor de ander. Het uitdiepen van de eigen identiteit en het voeren van een eerlijke dialoog, is de beste remedie tegen fundamentalisme. Over de dringende noodzaak van deze dialoog kan geen twijfel bestaan. Onder impuls van Johannes Paulus II heeft de Kerk hierin de voorbije jaren een voortrekkersrol gespeeld.

Kinderschoenen

Broeder Christian, de prior van de trappistenbroeders die in Thibirine in Algerije in 1996 vermoord werden door een fundamentalistische groepering, schreef ooit: “Leven in het ‘huis van de islam’ betekent, dat je concreet voelt hoe moeilijk het is en hoe dringend het wordt, om de nieuwe dingen uit het evangelie die de Kerk pas zeer onlangs – zeg maarrond Vaticanum II – uit haar schat te voorschijn heeft gehaald, ook echt te beleven.”Vervolgens noemt hij: “Het principe van de geweldloosheid in de praktijk brengen, werken aan sociale rechtvaardigheid (dringend!), ijveren voor godsdienstvrijheid, weigeren aan zieltjeswinnerij te doen, een spiritualiteit van de dialoog beoefenen, eerbied opbrengen voor het verschil, en zeker op een creatieve wijze solidair zijn met de allerarmsten.” (Uit: Band van Vrede. Monniken in Algerije, 1997, 32). Dit lijstje dat de Kerk volgens Broeder Christian nog maar recent in haar traditie (her)ontdekte, bevestigt wat kardinaal Lustiger beweert: dat het christendom zijn kinderschoenen pas uittrekt. In het mondialiseringsproces waarvan we nu getuige zijn, ontdekken we beter dan ooit de originaliteit van het christendom. De Kerk kan het gelaat tonen van een wereldwijde broederlijke en zusterlijke gemeenschap van hoop. Zij kan een dam opwerpen tegen de wanhoop die de armoede teweegbrengt in de Derde Wereld en tegen het besef van zinloosheid dat velen in het rijke Westen treft. De Kerk staat voor een nieuw vandaag. Wij zien trouwens vandaag zoveel meer dan vorige generaties christenen konden zien. Niet dat we heiliger of beter zijn! Maar met behulp van de moderne geschiedenis- en literatuurwetenschap hebben we de mogelijkheid om de afgelegde weg te overzien: de weg van Israël, de weg van de vroege Kerk, de weg van de rijkskerk sedert keizer Constantijn. We beseffen wat de verstrengeling van Kerk en staat betekend heeft, ofschoon het christendom uit zichzelf de godsdienst is die een scheiding aanbrengt: ,,Geef aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is” (Mt 22,21). De Bijbelwetenschap brengt ons inzichten die een nieuw en actueel verstaan van de Schrift mogelijk maken.

Een nieuwe dageraad

In wat voorafging hebben we gepleit voor een christendom dat zich resoluut verankert in een moderne of postmoderne wereld. Dat is natuurlijk één zienswijze, gekleurd door de eigen context. Het christendom is de godsdienst van de “incarnatie” en dus van de “inculturatie”. En toch is het niet gebonden aan één cultuur. Christenen leven ten volle “in de wereld”, maar zijn niet “van de wereld”. Er blijft altijd een kritische distantie ten opzichte van elke cultuur.

De hedendaagse context vormt een grote uitdaging. De Bijbels-christelijke traditie, die zelf mede aan de oorsprong ligt van de moderne cultuur, kan deze uitdaging aan. Hoe Kerk en christendom er in de toekomst zullen uitzien, valt moeilijk te voorspellen. Die toekomst is ook niet zomaar te plannen. Ze hangt af van onvoorzienbare geloofsinitiatieven en van de vorming van christelijke geloofsgemeenschappen die een persoonlijke geloofshouding mogelijk maken in een seculiere en plurale wereld. We denken aan gemeenschappen waar authentieke liturgie gevierd wordt en diaconale initiatieven genomen worden, aan gespreksgroepen die met inzicht tot spiritualiteit vormen, aan de aanwezigheid van christenen in sociale groeperingen en instellingen die laboratoria kunnen zijn voor de confrontatie tussen geloof en cultuur.

Staat de Kerk voor een nieuw begin? Kunnen we verlangend uitkijken naar een nieuwe dageraad? Met kardinaal Lustiger antwoord ik graag positief. Al voeg ik eraan toe dat de Kerk zich hier bij ons lijkt te bevinden tussen avond en dageraad. Tussen avond en dageraad ligt de nacht. ’s Nachts kruipen de muizenissen in het hoofd: de twijfel en de angst. Maar de nacht is ook de tijd van dromen en visioenen. De Kerk staat voor een nieuw begin. Soms lijkt het nog nacht, maar de ochtendnevel kondigt al een nieuwe dageraad aan.

E.H. Peter Malfliet, lic. godsdienstwetenschappen, docent Hoger Diocesaan Godsdienst instituut in Gent.

Stationsstraat, 39   9220 Hamme.

* (verschenen in KERKPLEIN. Berichten uit het bisdom Gent, december 2004)

Enkele illustraties bij dit artikel verzameld door E.H. Peter Malfliet

  1. Fragment uit een interview met Alfons VANSTEENWEGEN, relatietherapeut en auteur van ‘Liefde is een werkwoord’ – in De Standaard van 6 december 2004 (rubriek: ‘De Verloren Zoon – op zoek naar de zin van het leven’):

“Ik houd niet van de reductie van de zin van het leven tot het meetbare en vaststelbare. De mens wordt te vaak herleid tot ‘een waterzak met genen’. Er is een andere dimensie, één waarover het moeilijk praten is. Ik ben niet de constructeur van alles. Gelovig zijn betekent voor mij dat ik aanvaard dat er een werkelijkheid is die mij gegeven wordt. Door wie of wat? Hoe moet je daar in deze tijd nog over praten? Het beeld van de bompa met de baard werkt niet meer. Ik zou kunnen zeggen ‘laatste werkelijkheid’, of ‘betekenisgever’, maar ook die begrippen schieten tekort. We hebben nieuwe beelden nodig. Dat het om een persoon zou gaan, is zo moeilijk hanteerbaar. Het is meer dan dat en zeker totaal anders. Nog belangrijker dan de vraag naar hoe we het noemen is de vraag naar ruimte voor dat onnoemelijke. Ik wil graag plaats laten voor enige transcendentie, ook al weet ik niet hoe ik het moet invullen.

Misschien dat ik daarom aan mijn kinderen de openheid voor een andere dimensie probeerde door te geven. Ik zie dat hun generatie anders in het leven staat, en vrees dat een hogere dimensie voor velen ontoegankelijk is, onvoorstelbaar zelfs. Ik wil iets overhouden, maar geen radicaal fundamentalisme en geen grijs horizontalisme. Het is iets povers. Als de mens een biologische en een psychologische laag heeft, dan toch ook een spirituele? Misschien is het niet veel meer dan enkel de vraag: houden we het open of niet?”

  1. Het christelijk geloof is niet gebaseerd op het vraag-antwoordmodel (“question/answer”). Zo denken we dikwijls: de mens is een zinzoekend en vragend wezen, de Bijbel en de Kerk geven het antwoord. Het christendom wordt dan een “zingevingssysteem”. Wie echter in de Bijbelse traditie gaat staan en meestapt met het Godsvolk, ontdekt iets fundamenteel anders. Aan het begin staat niet de mens, maar God. Hij neemt het initiatief. Hij heeft het eerste woord. Dat is de ontdekking van Israël dat er Iemand is die hen, een troepje haveloze vluchtelingen in de woestijn, heeft gezien en voor hen uitgaat. Zo is het ook in de nieuwtestamentische roepingsverhalen: het is Jezus die ziet en roept. “Zacheüs, kom uit de boom”. Aan het begin staat niet de vraag van de mens, maar de oproep en aan het eind ervan staat niet de oplossing van de vraag, maar wel de navolging waarin je met de inzet van je persoon gehoor geeft aan de roeping (“call/response”). Een zeer on-modern woord krijgt hier een centrale betekenis: ,,ge-hoor-zaam-heid”.
  2. De kortste definitie van het christendom is misschien wel : “Jamais l’un sans l’autre”- nooit het een zonder het andere: geen immanentie zonder transcendentie, geen mens zonder God, geen Pasen zonder Goede Vrijdag, geen gave zonder opgave, geen spreken zonder luisteren, geen twijfel zonder zekerheid, geen persoon zonder gemeenschap, geen toekomst zonder verleden, geen vrijheid zonder verantwoordelijkheid …

Het christendom zet de mens in deze spanningsverhoudingen. Het komt eropaan ze te doorleven, telkens opnieuw een vruchtbare positie te zoeken en ze om te zetten in een vrij en verantwoordelijk engagement.

Het christelijk geloof op deze manier gedacht is dan ook geen beknotting van het denken of van de vrijheid. Integendeel, het maakt vrijheid precies mogelijk.

Dat is ook de reden waarom de christelijke traditie in elke tijd en in elke cultuur een rol kan spelen en waarom de christelijke identiteit een open identiteit is, een levenslang zoekontwerp.

Vrij naar Piet RAES

Katholiek of kwaliteit? Over de identiteit van een katholieke school

Pelckmans, 2006

  1. De praktijk van de gastvrije liefde

“Christenen hebben een bepaalde kijk op wat liefde is. Tekenend hiervoor is de term waarmee men in het Nieuwe Testament ‘liefde’ aanduidt. In het Grieks, de oorspronkelijke taal van het Nieuwe Testament, gebruikt men meestal het woord ‘agapè’, wat wij doorgaans met naastenliefde vertalen. Naastenliefde is wellicht een te koele en abstracte vertaling van ‘agapè’. De warme betekenis van het begrip wordt pas duidelijk binnen de wereld van een verhaal, zoals dat van de Barmhartige Samaritaan. Misschien spreken we beter van gastvrije liefde : ‘agapè’ is de gastvrijheid om de vreemde, die elke mens is, in je bestaan toe te laten. Het betekent omzien naar mensen. Het is de bijzondere bewogenheid voor wie genegeerd wordt, voor de mens in de marge. Het is de belangstelling voor wat in deze vreemde omgaat. Het is het eigen dominante standpunt verlaten om op dat van de andere te gaan staan. Het betekent ook barmhartigheid en nederigheid. Al deze tonaliteiten, gevoelens en kleuren zijn samen aanwezig in de christelijke praktijk van de liefde’. Kortom, het is de liefde van de mens die het centrum buiten zichzelf heeft gelegd.”

Naar Jef VAN GERWEN,

Niet uit eigen macht. De kerk als morele gemeenschap,

Lannoo/Tielt, 1987, 55

  1. “Levensbeschouwelijke ruggengraat”

Bert Vanderhaegen (hoofdaalmoezenier van het Universitair Ziekenhuis in Gent):

“De grote uitdaging vandaag is niet meer de strijd tussen gelovigen en vrijzinnigen – al hebben veel politici dat nog steeds niet begrepen – maar de strijd tegen het gif van de onverschilligheid. Het is een gif dat zich in alle lagen van de bevolking genesteld heeft en dat op lange termijn nefaste gevolgen zal hebben. Dat is de uitdaging van vandaag. Eén van de grote problemen, bij bijvoorbeeld jonge artsen vandaag, is dat zij op levensbeschouwelijk vlak helemaal ‘niets’ meer zijn. Ze zijn geen christenen, maar ook geen humanisten. Het gevaar is dan ook groot dat eens zij geconfronteerd worden met de grote vragen van het leven, de zinvragen, de existentiële vragen of de spirituele vragen van hun patiënten, zij de neiging hebben zich terug te trekken op het domein van hun technisch kunnen. Zij hebben meestal geen levensbeschouwelijke ruggengraat meer wat het hen eigenlijk onmogelijk maakt om adequaat om te gaan met vragen die buiten hun technische capaciteit vallen. Eens te meer duikt hier het gevaar op dat het verhaal van de markt ook in de geneeskunde haar opmars verder zal zetten. Het doembeeld duikt op van de arts die uitvoert wat de patiënt hem of haar opdraagt: U vraagt, wij draaien.”

  1. “Bepaalde domeinen, zoals opvoeding en zorgverlening, hangen zo nauw samen met de persoon en zijn zingeving, dat veel individuen willen dat die worden verleend door een instelling met een bepaalde missie, spiritualiteit, filosofie of hoe je het ook noemen wil. Professionalisme is hier, hoewel uitdrukkelijk verwacht niet het enige wat wordt verlangd.

Belangrijk is ook dat je erop moet kunnen vertrouwen dat de opvoeding en zorgverlening vanuit een zekere optiek worden gegeven.

Opvoeding is meer dan opleiding; ziekte, lijden en dood zijn meer dan biologische processen, maar zetten de hele existentie op het spel.”

Herman De Dijn in Tertio, 17.10.2001

  1. Toekomst

“Hoe het christendom er in de toekomst zal uitzien, hangt in grote mate af van onvoorzienbare geloofsinitiatieven en van de vorming van christelijke gemeenschappen die de persoonlijke geloofshouding in een pluralistische wereld mogelijk maken: levendige cultusgemeenschappen, bezinningsgroepen die met inzicht tot spiritualiteit vormen, ook sociale groeperingen en cultuurgemeenschappen die geen plaatsen van verzuiling zijn, maar culturele cellen in het leven van een pluralistische gemeenschap en laboratoria voor de confrontatie tussen geloof en moderne cultuur.”

Naar Antoon VERGOTE,

Het meerstemmige leven. Gedachten over mens en religie

Pelckmans, 1987, 111.

Dieu au cœur de la vieillesse

Télécharger ce texte au format PDF.

God en het gesteente

Deze tekst downloaden als PDF.

La loi Leonetti en France

Télécharger ce texte au format PDF.

Godsdienst en geweld

Deze tekst downloaden als PDF.

Varia

INFORMATIONES

Télécharger ce texte au format PDF. / Deze tekst downloaden als PDF.

– Invitation to Doctors to Pray for the Unborn – p. 91

– Cellules souches : le point sur les thérapies – p. 92

AGENDA

Télécharger ce texte au format PDF. / Deze tekst downloaden als PDF.

Afdeling Sint-Lucas Gent: symposium 16 febr 2008

Pontificia Academia Pro Vita: int. congress 25-27th February 2008